In het taxidecreet van 2001 wordt een onderscheid gemaakt tussen taxidiensten enerzijds en diensten voor het verhuren van voertuigen met bestuurder (in de sector “locatievervoer” genaamd) anderzijds.
Bij taxidiensten wordt het voertuig ter beschikking gesteld aan het publiek, zo mogelijk op een gekende taxistandplaats, waar eender wie de taxi kan instappen.
Bij locatievervoer, wordt het voertuig slechts ter beschikking gesteld aan een welbepaalde persoon of onderneming waarmee de dienstverlener voorafgaandelijk een (huur)overeenkomst heeft gesloten.
Aangezien beide diensten met een zelfde wagen kunnen verleend worden indien de exploitant beschikt over beide vergunningen, lijkt dit onderscheid eerder banaal, maar dat is het allerminst:
Wanneer het voertuig een taxidienst levert, is de exploitant verplicht zijn taxameter in te schakelen en zal de gebruiker van de taxidienst het tarief “op de meter” betalen. Aangezien de taxameter gekoppeld is aan het taxilicht bovenaan het voertuig, is dus aan het schijnen van het licht te zien of de taxi geladen of leeg rijdt.
Bij locatievervoer is er daarentegen voorafgaandelijk een prijs bepaald in de tussen partijen gesloten (huur)overeenkomst. Wanneer evenwel hetzelfde voertuig ook taxidiensten levert, heeft deze ook een taxameter en dus ook een taxilicht. Deze taxameter mag bij locatievervoer evenwel niet aanstaan zodat het taxilicht een vertekend beeld geeft bij locatievervoer.
De aandachtige lezer begrijpt natuurlijk dat dit een risico inhoudt op fraude, en als het gaat over de bestrijding van fraude durft de overheid wel al eens verregaande maatregelen opleggen. Zo ook in dit geval, waar de Vlaamse overheid verplicht een model van overeenkomst heeft opgelegd en waar de verplichting geldt om een exemplaar van de overeenkomst op de maatschappelijke zetel te houden en een kopie in het voertuig zelf. De door de overheid opgemaakte modelovereenkomst is vrij ruim opgesteld en voorziet onder meer in de vermelding van het uur van de begin en eindprestaties.
Dit is natuurlijk problematisch wanneer dergelijke overeenkomst wordt afgesloten met een onderneming en de dienstverlener personen vervoert in opdracht van die onderneming. Concreet voorbeeld: een ziekenfonds sluit dergelijke kaderovereenkomst om haar leden te vervoeren van en naar het ziekenhuis. Dergelijke ritten gebeuren op afroep en het moment van de terugrit kan moeilijk op voorhand bepaald worden.
Hoewel dergelijke verplichting niet werkbaar is, moet ze wel worden uitgevoerd . Zo werd een cliënte van Alis Advocaten, exploitant van taxidiensten en diensten van verhuring van voertuigen met bestuurder, geconfronteerd met een controle. Zij werd voor de politierechtbank gebracht wegens de inbreuk dat geen huurovereenkomst naar het model van de Vlaamse overheid aanwezig was in het voertuig. Het Openbaar Ministerie vorderde zowel voor de chauffeur als voor de exploitant de minimumboete van 500 EUR (na opdeciemen te brengen op 4.000 EUR).
Alis Advocaten vorderde de vrijspraak en voerde aan dat het totaal onwerkbaar is om een geschreven overeenkomst in het voertuig te hebben. De betrokken onderneming sluit wél kaderovereenkomsten die allen genummerd zijn (maar deze overeenkomsten zijn gesloten met de onderneming en niet met de afzonderlijke passagier) én er wordt van elke rit een genummerd order opgesteld en een rittenblad ingevuld waarop bij elk vervoer (1) de naam van de passagier, (2) de in- en uitstapplaats, (3) het in- en uitstap-uur en (4) de kilometerstand op het eind van elke rit worden ingevuld.
De politierechtbank oordeelde in dezen terecht tot de vrijspraak. Ze volgde Alis Advocaten dat het opstellen van een huurovereenkomst niet werkbaar is omdat dergelijke diensten vaak last-minute oproepingen zijn met wisselende passagiers. De rechtbank oordeelde dat het doel van deze administratieve regelgeving fraudebestrijding is om zwartwerk tegen te gaan en dat uit het correct ingevulde rittenblad eveneens kan worden aangetoond hoeveel ritten er worden uitgevoerd en over welke afstand. Indien deze kaderovereenkomst samen met het order en het rittenblad gelezen worden, bevatten deze documenten alle vermeldingen zoals voorzien in de modelovereenkomst, zo oordeelde de politierechtbank te Antwerpen terecht.
Wim SMET
wim.smet@alisadvocaten.be